Regisseur Mart van Berckel en toneelschrijver Lisanne van Aert delen een fascinatie voor buitenbeentjes; mensen die op de een of andere manier niet mee kunnen komen in de maatschappij. Momenteel werken ze samen aan de NITE-voorstelling Ocean Breeze, over iemand die plotseling een onbegrepen chronische ziekte krijgt.
Waarom een voorstelling over dit onderwerp?
Van Berckel: “Ik wilde iets maken over het lichaam, over de kwetsbaarheid ervan. Ik had al een heleboel interessante informatie verzameld uit verschillende boeken. Toen attendeerde Friederike (Schubert, dramaturg bij NITE, red.) me op de film Safe, uit 1995. Daarin speelt Julianne Moore een vrouw die van de een op de andere dag onverklaarbaar ziek wordt en uiteindelijk denkt dat ze allergisch is voor de schoonmaakmiddelen in haar keukenkastje. Dat gegeven, dat je lichaam ineens niet meer functioneert – en je weet niet hoe dat komt – daarover wilde ik een voorstelling maken. En over hoe je daarmee omgaat, in een maatschappij die niet is ingericht op zieke mensen.”
Van Aert: “Ik was heel blij toen Mart mij vroeg om deze tekst te schrijven. Want wie heeft er niet op de een of andere manier met ziekte te maken, direct of indirect? Het kan iedereen overkomen, maar er wordt bijna niet over gesproken.
Het is best ingewikkeld om een theaterstuk te schrijven over chronische ziekte; plotlozer drama krijg je niet, zeg maar. En het is zware thematiek; je moet oppassen dat je het niet té zwaar maakt. Je moet er iets lichts of neutraals tegenover zetten en dat is een thin line. Ik ga altijd op zoek naar een aantal elementen die in eerste instantie niets met elkaar te maken hebben en die probeer ik dan in elkaar te laten passen. In dit geval iemand die chronisch ziek is, een luxe warenhuis en geurkaarsen.”
Geurkaarsen... is dat waar de titel naar verwijst?
Van Aert: “Ja. Monica, de hoofdpersoon, werkt in een groot warenhuis en op haar afdeling verkopen ze geurkaarsen. De ‘ocean breeze’ is haar persoonlijke favoriet. Maar wat zit er eigenlijk in zo’n kaars? Welk gif breng je met zo’n kaars je huis binnen? Kun je er ziek van worden? Die geurkaars staat natuurlijk ook symbool voor alle gifstoffen in de wereld waarin we leven.
Wat me specifiek aan de geurkaars fascineert is de contradictie: dat je op een giftige manier de natuur in je huis probeert te brengen. We verlangen zo naar buiten, naar ruimte, naar de gezonde zeelucht – en omdat we die dingen niet kunnen vinden in ons drukke leven steken we maar een giftige kaars aan.”
Monica wordt gespeeld door actrice Bien De Moor. Hoe is het voor haar om deze rol te spelen?
Van Aert: “Ze vindt het een uitdagende rol. Maar het is voor ons allemaal uitdagend: hoe speel je iemand die ziek is, hoe schrijf je iemand die ziek is? Er zijn niet veel theaterstukken die hierover gaan, dus er is weinig referentiekader. En je wil zo'n thema serieus nemen, je wil het niet persifleren. Je hebt een bepaalde verantwoordelijkheid, als je zo’n verhaal vertelt.”
Je hebt nog een ander stuk over ziekte geschreven: Cabin Fever.
Van Aert: “Klopt, daar ben ik vijf jaar geleden mee begonnen en het is nog steeds in ontwikkeling. Het is een body-horror-drama, over een vrouw met een chronische huidziekte. Ik heb zelf de huidziekte psoriasis en wilde daar op een bepaald moment iets mee doen. Ik dacht: ik maak er één voorstelling over en dan ga ik er verder niet meer over zeuren – die hardheid had ik toen nog. Maar vijf jaar later zit ik dus nog steeds in die thematiek. Met mijn eigen gezelschap Radicale Gezelligheid maak ik momenteel ook een voorstelling over chronisch ziek zijn. En Mart en ik gaan hierna een voorstelling voor kinderen maken, weer over dit thema.
Ik dacht altijd dat ik me als theatermaker continu tot andere dingen moest verhouden, maar ik voel nu de noodzaak om over ditzelfde onderwerp meerdere dingen te maken, voor verschillende doelgroepen. Omdat ik denk dat het heel belangrijk is om het erover te hebben. Ik hoop dat er een emancipatiegolf in beweging komt en dat ik over tien jaar voorstellingen kan schrijven waarin gewoon toevallig twee zieke personages voorkomen.”
Waarom ligt er eigenlijk zo’n taboe op (chronische) ziekte, volgens jullie?
Van Berckel: “Het heeft alles te maken met de heersende systemen. In het kapitalisme ontlenen we onze waarde aan productief zijn en werken. Mensen die dat niet kunnen, bijvoorbeeld omdat ze ziek zijn, kunnen daardoor gezien worden als ‘last’ of als kostenpost. Bovendien wijst de filosofie van het neoliberalisme ons steeds op onszelf aan: je bent zelf verantwoordelijk voor je eigen succes of falen, en als er iets misgaat moet je het zelf oplossen. De norm is dat je op je eigen benen staat en geen hulp nodig hebt. Dat idee kan hele extreme vormen aannemen en ziekte kan daardoor een stigma krijgen.”
Van Aert: “Als je ziek wordt, vraag je je af wat je verkeerd hebt gedaan – helemaal als je te kampen hebt met onverklaarbare symptomen. Je voelt je schuldig, omdat je niet meer mee kan komen met de rest, terwijl de wereld dat wel van je verwacht. Chronisch ziek-zijn is iets wat je niet even kan fixen. Dus hoe ga je daarmee om in een maatschappij die wel quick-fix is ingericht? Die mindfuck proberen we in kaart te brengen.”
Jouw werk (Mart) wordt vaak aangeduid als ‘zintuigelijke theatertrips’. Is deze voorstelling dat ook weer?
Van Berckel: “Ja, in die zin dat beeld en muziek voor een groot deel de voorstelling maken. Scenograaf Vera Selhorst en kostuumontwerper Joris Suk zijn dan ook, net als de muzikanten, nauw betrokken bij het maakproces. We vertrekken vanuit de tekst, maar de letterlijke informatie die wordt uitgewisseld in de scènes is voor mij niet altijd het belangrijkste; ik ben op zoek naar de gevoelslaag erónder. Er is bijvoorbeeld een scène waarin Monica op internet gaat zoeken naar wat haar zou kunnen mankeren. Dan ben ik niet zozeer geïnteresseerd in de zoektermen die ze gebruikt, maar in hoe het vóélt om die veelheid aan informatie tot je te nemen. En dat gevoel probeer ik dan naar de vloer te vertalen, met alle middelen die ik heb. De vorm hoeft niet geloofwaardig of realistisch te zijn, want dat zit al in de tekst, die is heel realistisch en alledaags. In de regie probeer ik dat wat los te trekken.
Wat onze samenwerking kenmerkt is dat ik enerzijds met veel respect met de tekst van Lisanne omga, maar anderzijds ook veel vrijheid neem. Ik kan bijvoorbeeld zeggen ‘laten we deze scène drie keer zo snel spelen’, waardoor de letterlijke betekenis van de woorden naar de achtergrond verdwijnt. Of soms laat ik teksten niet door één, maar door meerdere acteurs tegelijk uitspreken. De buitenwereld is voor Monica een soort meerkoppig monster geworden, dus wanneer ze in gesprek is met haar manager heeft ze bijvoorbeeld ineens vijf managers tegenover zich, die in koor tegen haar praten. Om de toeschouwer de overweldigende situatie vanuit haar perspectief te laten beleven.”
Van Aert: “Ik vind het heel mooi om te zien wat Mart met de tekst doet. Ik realiseer me dat de scènes die ik heb geschreven eigenlijk een reeks opeenvolgende ‘gevoelsbrokken’ zijn.”
Is er live muziek op het podium?
Van Berckel: “Ik werk samen met componist en geluidsontwerper Mauro Casarini en er staat één muzikant op de vloer: Dirge Seçil Kuran. Zij is percussionist en werkt ook veel met elektronica. De muziek in de voorstelling is heel pulse-driven; veel ritme en lekkere, harde beats. Juist omdat ziek zijn iets heel statisch is, levert dat een spannend contrast op. Je zou kunnen zeggen dat de muziek de binnenwereld van de zieke verbeeldt; want ook al ben je lichamelijk tot weinig meer in staat dan op de bank liggen, je geestesleven kan intussen nog steeds heel rijk en expressief zijn.”
Met welk gevoel hopen jullie dat de toeschouwer de zaal verlaat?
Van Aert: “Het meest aantrekkelijke scenario is dat het publiek zich fragiel voelt na de voorstelling. Dat er een gedeeld besef is dat het iedereen kan overkomen. En dat je voelt dat je een verantwoordelijkheid hebt en gaat nadenken over hoe je op een zachte manier kan omgaan met de kwetsbare mensen om je heen. Er moet een verandering komen, om de wereld toegankelijker te maken voor mensen die ziek zijn. Want ik geloof er heilig in dat dat uiteindelijk beter is voor iedereen.”
Van Berckel: “Het besef is er gewoon nog niet, omdat er nog te weinig verhalen zijn over ziekte. Ik hoop dat onze voorstelling kan bijdragen aan meer bewustzijn. Ik ben trots op de poging die we ondernemen; dat we dit precaire onderwerp aangaan.”